Water op peil houden
Elke dag zorgen wij ervoor dat het water in sloten, kanalen, wetering en meren de juiste hoogte heeft. Dat doen we door met stuwen en gemalen soms water af te voeren en andere keren water aan te voeren. Hoe hoog het water moet staan verschilt per plek: in landbouwgebieden en steden is het waterpeil lager dan in natuurgebieden. Op onze peilenkaart staan de minimale en maximale waterpeilen in ons gebied.
Peilbeheer: hoe doen we dat?
Het waterpeil kunnen we aanpassen met onze gemalen en stuwen. We hebben 294 gemalen in en 2065 stuwen in ons gebied. Ook onderhouden we sloten, kanalen en weteringen. Te veel plantengroei kan er namelijk voor zorgen dat we water niet goed kunnen aanvoeren of dat water juist niet goed kan wegstromen.
Gewenst waterpeil
Het waterpeil in de watergangen wordt bepaald door:
- De instellingen van de stuwen en gemalen;
- Hoe groot de watergang is;
- Welke planten erin groeien.
Ook het weer, hoe het gebied eruitziet en het de functie die een gebied heeft, beïnvloeden hoe hoog het water staat. Tijdens het groeiseizoen, van mei tot oktober, zijn wij elke dag bezig met peilbeheer: we zijn dan bezig met de instelling van de stuwen en gemalen en onderhouden sloten, kanalen en weteringen. Wij bepalen waar onderhoud het meest nodig is op dat moment. Bijvoorbeeld: in een droog voorjaar maken we sloten waarmee we water aanvoeren als eerste schoon. Tijdens een nat voorjaar onderhouden we sloten die belangrijk zijn voor het afvoeren van water als eerste.
Flexibel peilbeheer
De technische mogelijkheden zijn de afgelopen jaren sterk verbeterd en verbeteren nog iedere dag. Daarom kunnen we de waterpeilen flexibel beheren. Dat houdt in dat we een minimum- en maximumpeil hanteren, daarbinnen bepalen de peilbeheerders het beste peil voor een gebied. Daarbij houden we rekening met hoeveel water we op dat moment aan- of afvoeren, de actuele weersituatie en de functie van een gebied. Door flexibel peilbeheer kunnen we de waterpeilen goed controleren en snel reageren op bijvoorbeeld weersveranderingen. Dat is vooral belangrijk tijdens periodes met te veel water (wateroverlast) of te weinig water (droogte). De verwachting is dat door klimaatverandering die periodes vaker voorkomen.
De minimum- en maximumpeilen zijn vastgelegd in onze peilkaart. De peilenkaart is gebaseerd op peilbesluiten en streefpeilen:
- Actuele waterpeilen: huidige waterstanden;
- Streefpeilen: minimum en maximum waterpeilen voor een bepaald gebied, afhankelijk van bijvoorbeeld het landgebruik en natuur;
- Peilbesluiten: officiële beslissingen voor sommige delen van ons werkgebied waarin de waterstanden worden vastgelegd.
Als we de streefpeilen niet kunnen halen, kunnen we besluiten om aanpassingen te doen aan gemalen, stuwen, sloten, kanalen of weteringen of nieuwe streefpeilen in te voeren.
Omgaan met extremer weer
Ons klimaat verandert, het weer wordt extremer: soms regent het veel in een korte tijd en andere perioden is het juist lange tijd droog. Wij proberen onze waterpeilen zo goed mogelijk aan te passen en daarmee te zorgen voor voldoende water, maar ook zo min mogelijk wateroverlast. Een van de dingen die wij kunnen doen is het water tijdelijk in een waterberging opslaan en wateroverlast tegengaan op andere plekken. Daarmee zorgen we ook voor een hoger grondwaterpeil bij de waterberging. Zo gebruiken we de bodem als spons en kunnen we het water dat we daar 'extra' hebben gebruiken in droge perioden.