Een andere blik op onze maakbaarheid
Het is 3 februari 1825. Aan de hemel staat een Nieuwe Maan; het is springvloed. Vanuit het noordwesten steekt een storm op, die het toch al hoge water met een enorme kracht tegen de dijken drijft. Op meerdere plekken in Nederland, België, Duitsland en Denemarken bezwijken ze en land, dorpen en steden raken onder water. De stormvloed duurt uiteindelijk 2 dagen en kost 800 levens, waarvan 379 in Friesland, Overijssel, Gelderland en Noord-Holland. Een ramp met een enorme omvang, waarvan we nog steeds sporen kunnen terugvinden in ons landschap en in ons DNA. Maar ook een ramp die ons collectieve geheugen niet of nauwelijks heeft gehaald.
Pas wanneer in 1916 de combinatie van springvloed en een noordwestelijke storm weer voor een watersnoodramp zorgt, wordt er actie ondernomen. De Zuiderzeewet wordt ingevoerd die de bouw van de Afsluitdijk mogelijk maakt, bedoeld om toekomstige overstromingen te voorkomen.
Geniaal
“Door de eeuwen heen hebben Nederlanders bewezen dat ze het water naar de hand kunnen zetten. Op basis van techniek máken we ons landschap. Dat vind ik, eerlijk gezegd, behoorlijk geniaal.” Aan het woord is Nicole Koks, bestuurder bij Waterschap Drents Overijsselse Delta. “Als je een Afsluitdijk maakt, en je maakt land, dan kun je alles maken, toch?”
Die maakbaarheid en het grenzeloze vertrouwen erin is zowel een zegen als een vloek, vindt Koks. “De lessen die we hebben geleerd van stormvloeden, hebben ervoor gezorgd dat we een groeiend vertrouwen hebben gekregen in dat we water naar ons hand kunnen zetten. En in zekere zin is dat ook zo. Omdat we steeds meer weten, kunnen we ook steeds beter regisseren. Maar met de grilligheid van het klimaat zie je pieken die door mensenhanden niet altijd meer kunnen worden opgelost. Tot nu toe betekende dat geen overstromingen zoals in 1825 of 1953. Nog niet, zou ik willen zeggen. Maar het betekent wel echt overlast van water. En als je dan gewend bent dat het waterschap alles oplost, dan wil je die overlast niet.”
Water en bodem zijn sturend
Moeten we ons dan serieuze zorgen maken? “In zekere zin wel. Bewustwording van ons handelen is nodig om ten alle tijde wendbaar te zijn en te blijven. We zijn op een punt gekomen waarop we onze blik moeten kantelen. We hebben, vanuit het gegeven maakbaarheid, te lang naar oplossingen gezocht om de opgaven op te lossen. Meestal aan de achterkant van een lang proces. Woningbouw, mobiliteit, industrie… Het is nu tijd dat we op zoek gaan naar voorwaarden waarin alle condities goed uitkomen, en onder die voorwaarden de opgave aanpakken.” vervolgt Koks.
Hiermee refereert ze aan Water & Bodem Sturend, een beleidslijn van het Nederlandse kabinet om rekening te houden met water en bodem bij ruimtelijke keuzes en beslissingen. “Hoe is de bodem opgebouwd? Wat kan de bodem houden en wat houdt het niet? Vanuit dat punt moet je keuzes maken. Als je naar RO processen kijkt, dan maken we nog te vaak keuzes op basis van de plek waar we iets wíllen. Niet op basis van wat lógisch is.”
En dat moeten we, als het aan Koks ligt, vooral breed benaderen. “We zien dat we bepaalde veenpakketten niet het optimaal kunnen behouden omdat er bij de aanleg van de Noordoostpolder niet goed was nagedacht over de aanleg van randmeren. Toen Flevoland werd gemaakt, hebben we die les geleerd en werd er gekeken of de tegendruk voor de Veluwe voldoende is. Durf dus over gemeentegrenzen, provinciegrenzen en zelfs landsgrenzen te kijken. Én over de grens van de opgave.”
Een onderdeel van ons bestaan
Kunnen we dan iets leren van de watersnoodramp van 1825? “Het bijzondere is, dat we uit andere watersnoodrampen aantoonbaar lessen hebben getrokken. De watersnoodramp van 1916 leidde tot de Afsluitdijk. Die van 1953 tot de Deltawerken. In 1825 zien we dat niet. Misschien dacht men toen nog: het hoort erbij. Het komt door de elementen van de natuur. Maar de overheid destijds heeft de mensen wel aan hun lot overgelaten. Dit had nationaal opgepakt moeten worden.”
Samenwerken lijkt dan ook de moraal van het verhaal. “Als we kijken naar hoe er is gereageerd in 1825, dan zien we dat samenwerken wel moest, maar dat het niet gebeurde. We waren niet capabel. Men was toen niet bij machte om hun standpunt goed neer te zetten. Dat zijn we nu wel. Laten we dan ook samenwerken en elkaar de mond gunnen. Solidair zijn,” vervolgt Koks. “Ons land is veranderd, maar springtij en noordwesterstormen zijn er nog steeds. Wat we nu kunnen doen, is goed naar water en de bodem kijken en hier rekening mee houden in de keuzes die we maken. Water niet onze vijand laten zijn, maar een onderdeel van ons bestaan. En laat de stormvloed 1825 onthouden worden als de les dat samenwerken loont.”
Kom naar het watersnoodsymposium
Op 4 en 5 februari 2025 is het 200 jaar geleden dat de Watersnoodramp van 1825 grote delen van West-Overijssel overspoelde. Het kolkende water eiste honderden slachtoffers. Ter herdenking van deze ramp én om bewustzijn te vergroten over waterbeheer en klimaatadaptatie van de toekomst, nodigen de Overijsselacademie, Het Oversticht, Waterschap Drents Overijsselse Delta en het Stadsarchief Kampen u uit voor het Watersnoodsymposium 1825-2025.
- Datum: 5 februari
- Tijd: 13.00-17.00 uur (inloop vanaf 12.30 uur)
- Locatie: Broederkerk/Stadsgehoorzaal, Burgwal 84, Kampen.
- Dagvoorzitter: Wim Eikelboom, rivierjournalist en IJssel-ambassadeur